2855-logo-im.jpg
Pedagogisch Visie en beleid

Pedagogisch visie en beleid

In het pedagogisch beleid wordt de, voor kinderopvang Kinderdagverblijf Inie-mini, kenmerkende visie op de opvang van de kinderen beschreven. We beschrijven de manier waarop wij de kinderen een emotioneel en sociaal veilige omgeving bieden. Vanuit die basis stimuleren wij de kinderen in het ontwikkelen van hun persoonlijke en sociale competenties en zorgen wij voor de overdracht van normen en waarden.  Hoe wij zodoende zorgen dat de kinderen spelenderwijs bij ons kunnen leren, is te lezen in de  actuele versie van ons pedagogisch beleidsplan.

Pedagogisch klimaat in de praktijk


Het bieden van emotionele veiligheid:

Binnen het kinderdagverblijf vinden wij het belangrijk dat een kind zich thuis en geborgen voelt want een kind dat goed in zijn vel zit kan zich ook goed ontwikkelen. Wij benaderen de kinderen op een positieve manier en geven ze complimenten. Zo werken we niet alleen aan een positief zelfbeeld bij de kinderen maar draagt het ook bij aan een geborgen en veilig gevoel. Door het creëren van een veilige huiselijke omgeving met vaste medewerkers, willen wij een thuis bieden voor de kinderen van de opvang waarbij de bekende 3 R’en: Rust Reinheid en Regelmaat een basis vormen.

Rust:

Voldoende rust is belangrijk voor een kind om te kunnen groeien, alle prikkels die ze gedurende de dag opdoen te kunnen verwerken en weer om te kunnen gaan met nieuwe prikkels. Dit kan bijvoorbeeld door een slaapje te doen in de slaapruimte of door rustmomenten op de groep te creëren. Je kunt dan denken aan het lezen van een boekje of te relaxen op de bank. Voordat er een rustmoment plaats kan vinden is het nodig dat de ruimte rust uitstraalt en zorgen wij met zijn allen dat de ruimte opgeruimd wordt.

Reinheid:

Binnen de opvang zorgen wij dat de kinderen in schone leefruimtes verblijven en worden er hygiëne richtlijnen aangeleerd zoals handen wassen na een toiletbezoek en voor het eten, hoe te hoesten/niezen enz. de pedagogisch medewerker geeft hierin het goede voorbeeld.

Regelmaat:

Door een vaste dagindeling zorgen we voor regelmaat. Zo weet iedereen wat we gaan doen en waar ze aan toe zijn.
Dit begint al bij binnenkomst door de kinderen (en degene die ze brengt) te begroeten, de kinderen te laten weten hoe fijn het is dat het er weer is, een praatje met de kinderen te maken (op ooghoogte), ze te begeleiden in het wegleggen van de spulletjes en ze te stimuleren om te gaan spelen. Een vast ritueel om de dag te beginnen en zo heeft ieder moment van de dag zijn eigen structuur.
Ook maken wij aan het kind en de ouders bij binnenkomst duidelijk wat er die dag gaat gebeuren. Het dagritme zal aan de kinderen door middel van pictogrammen getoond worden. Er zullen bij binnenkomst foto’s zichtbaar zijn van de pedagogisch medewerkers, stagiaires, vrijwilligers en kinderen die er aanwezig (zullen) zijn op die dag.
Het dagritme wordt samen met de kinderen doorgesproken en benoemd zodat ze de pictogrammen herkennen.

Omgaan met elkaar, de pedagogisch medewerker en de omgeving om ons heen:

Ieder stukje dagdeel en indeling binnen de ruimte hebben eigen regels en omgangsvormen. Hoe we ons dan gedragen en met elkaar en de omgeving omgaan daar hebben we afspraken over met elkaar en dragen we samen eraan bij dat de ruimte opgeruimd wordt.
Tijdens het eetmoment blijven we bijvoorbeeld allemaal aan de tafel zitten en wachten we op elkaar terwijl tijdens het spelen we zelf mogen kiezen waar en met wie we dat in de ruimte doen. Zo heeft iedere ruimte ook weer verschillende regels en omgangsvormen. Rennen doen we buiten en in een gymzaal maar niet in de ruimte van de opvang, of in de hal, daar lopen we. Op de bank ga je zitten voor een boekje te lezen of tv te kijken en is voor tot rust te komen, spelen kan in de bouwhoek, poppenhoek of aan de tafel met een puzzel, kleurplaat of knutselwerkje.

Hierin geldt ook dat we positief gedrag zullen stimuleren door het positieve gedrag te benoemen en te complimenteren. Negatief gedrag zullen we negeren of ombuigen naar een gewenst gedrag. Dit doen we door de kinderen aan te geven hoe we ons gedragen/wat de afspraken zijn of door het kind te vertellen waar het zich wel zo kan en mag gedragen. We kunnen ook het kind een alternatief aanbieden of afleiden met iets anders.

Bij het positief of negatief corrigeren van gedrag of samenspel tussen kinderen, kan er bij het kind en bij de kinderen eromheen een emotionele reactie ontstaan. Deze kan zowel positief als negatief zijn. Je kunt dan denken aan blij, boos, verdrietig, bang en jaloers.
Het is dus belangrijk om het emotionele groepsproces in de gaten te houden en hierop in te spelen. Door de emotie te benoemen voelt het kind zich begrepen en kun je samen werken aan het positief ombuigen van het gedrag. Ook kun je het kind de reactie van het andere kind laten zien en benoemen om het bewust te maken wat de reactie veroorzaakt.

Bij driftbuien, krijsen en (fysiek) agressief gedrag trekken we een duidelijke lijn. Een kind kan en mag boos of gefrustreerd zijn, dit is heel menselijk maar een kind dat in een driftbui zit en niet meer reageert op het ombuigen van het gedrag krijgt de mogelijkheid om deze emotie op een veilige manier te ventileren. Voor het kind en de omgeving moet de veiligheid gewaarborgd blijven. Dit kan door het kind even uit de huidige situatie te halen waar het tot rust kan komen en even na kan denken. Zo kun je met het kind aan dit gedrag werken.

Het ontwikkelen van persoonlijke competenties:

Om kinderen de mogelijkheid te geven zich te ontplooien en persoonlijk te groeien wordt er kindgericht gewerkt en gekeken naar de behoefte van het kind. Dit doen we door te kijken naar de talenten van het kind, de leeftijd en deze te stimuleren.
De ontwikkelingsgebieden van het kind worden gestimuleerd door verschillende activiteiten en spelmaterialen in verschillende thema’s aan te bieden binnen de opvang die aansluiten bij de ontwikkeling en de belevingswereld van het kind. Dit gebeurd in de ruimtes van het KDV en in de omgeving.
Bij thema’s kun je denken aan de jaargetijden, waarin je in een seizoen werkt met de directe belevingswereld om je heen. ( in de lente gaan de bloemen groeien zie je bijen/vlinders vliegen, in de herfst vallen de blaadjes, regent het en kunnen we spelen in de regenplassen enz.) Ook thema’s zoals sinterklaas, kerstmis, Pasen, kermis, familie en de boerderij spelen in op de belevingswereld van dat moment en de wereld om ons heen. Deze onderwerpen worden vertaald naar de leeftijd van het kind waardoor ze de wereld om zich heen leren kennen en herkennen waardoor ze zich veilig en vertrouwd kunnen voelen.

Binnen de kleine stukjes dagdeel krijgen de kinderen de mogelijkheid om zelfvertrouwen op te bouwen door dingen zelf te mogen doen en ervaren. Hierdoor wordt ook de zelfredzaamheid van een kind gestimuleerd en leert het kind om te gaan met “problemen” die tijdens deze handelingen ontstaan die het op moet lossen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan mee helpen aan het voorbereiden en afsluiten van een stukje dagdeel (denk hierbij aan tafel dekken, tafel afruimen, spullen/speelgoed klaarleggen bij een geplande activiteit, de ruimte op te ruimen, zelf de jas/schoenen aan te doen, zindelijk worden enz), maar ook door het kind een keuze mogelijkheid te bieden. Hierbij kun je denken aan een keuze wat het kind op wil ruimen, wat het kind op tafel willen zetten ter voorbereiding van het eten, kiezen of het wel of niet mee wil doen aan een activiteit enz. Hierbij wordt positief gedrag gestimuleerd.

Het ontwikkelen van sociale competenties:

Kinderen leren onder andere door te spelen, samen taakjes uit te voeren en activiteiten te doen, met elkaar om te gaan. In een verticale stamgroep is het verschil in ontwikkelingsniveau groter dan in een horizontale groep. Dit stimuleert de kinderen op sociaal vlak doordat ze meer de aandacht voor het kunnen van de ander gevraagd wordt. Vooral in vrij spel komt dit naar voren. Een ouder kind leert dat een jonger kind nog beperkt is en dingen moet leren, een jonger kind leert van een ouder kind hoe je dingen kunt doen zoals samen opruimen of de tafel dekken. Tijdens de sociale omgang komt er ook ongewenst gedrag voor wat door de pedagogisch medewerker begeleid wordt om dit om te buigen naar positief gewenst gedrag. Dit kan door begrip voor elkaar te creëren of door het kind uit de situatie te halen.
Voor de allerkleinste is het sociale contact met de oudere kinderen en pedagogisch medewerker meer gericht op het maken van contact. Dit kun je stimuleren door de oudere kinderen te betrekken bij de zorg voor de kleinste, bijvoorbeeld het geven van de fles, te knuffelen op schoot en samen liedjes te zingen.

Het overdragen van normen en waarden:

Respect voor jezelf, elkaar en de dingen om je heen is een belangrijk uitgangspunt binnen de normen en waarden. Als pedagogisch medewerker zijn wij dan ook degene die het goede voorbeeld geven en de kinderen op een positieve manier begeleiden in dit proces om op een goede manier deel te kunnen nemen in de maatschappij. 
Buiten de onderlinge contacten tussen de kinderen en met de pedagogisch medewerkers, leren de kinderen ook normen, waarden en respect door te zorgen. Dit wordt gestimuleerd door zorg te dragen voor bijvoorbeeld een moestuintje of huisdiertje in een buitenverblijf. Ze leren hierdoor verantwoordelijk te zijn voor gedrag, de omgeving en elkaar.
Door de kinderen op een positieve manier te benaderen wordt ze geleerd dat we niet met speelgoed gooien, elkaar en dieren geen pijn doen, geen speelgoed afpakken of stuk maken en voor zichzelf grenzen te stellen als ze iets niet prettig vinden. Hierdoor groeit het zelfvertrouwen van een kind en kan het zich veilig voelen binnen de groep.

Ons volledig pedagogisch beleidsplan ligt ter inzage op onze locatie.